Tot voor kort werd in de rechtsleer en quasi alle rechtspraak aanvaard dat de verbodsbepaling in artikel 464,1° WIB 92 die onder meer een verbodsbepalingen inhoudt voor lokale besturen om de grondslag van de inkomstenbelasting te gebruiken als berekeningsbasis voor hun eigen belastingen moest worden begrepen in die zin dat zij ook een verbod inhield om voor de berekening van de belasting rekening te houden met de bruto-ontvangsten, aangezien deze een wezenlijke component vormen van de grondslag van de inkomstenbelastingen. In 2012 stelde het Grondwettelijk Hof echter ook de visie dat voor alle belastingplichtigen de belasting mag worden berekend, rekening houdende met de bruto-ontvangsten, de toets van het gelijkheidsbeginsel doorstaat.

Deze rechtspraak van het Grondwettelijk Hof heeft geen navolging gekregen, doch het Grondwettelijk Hof heeft in een nieuw arrest d.d. 13 april 2023 geoordeeld dat de verbodsbepaling geen verbod inhoudt om de bruto-ontvangsten te belasten omdat die grondslag wezenlijk verschilt van de grondslag van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. Er zou enkel een verbod bestaan om de finale grondslag, namelijk de netto-belastbare inkomsten te gebruiken.

Dit arrest zet de deur, die in het verleden hardhandig werd dichtgeslagen door de rechtspraak, wagenwijd open voor logiesbelastingen berekend in functie van de overnachtingsprijs, bedrijfsbelastingen berekend in functie van de omzet, maar bijvoorbeeld ook belastingen op tweede verblijven die worden berekend op het kadastraal inkomen van het onroerend goed, wat overigens goed strookt met het weeldekarakter dat vaak aan deze belasting wordt gegeven.

Meer informatie?

Je kan ons bereiken via infotax@bloom-law.be